Als jouw cliënt een suïcidepoging doet: de impact op hulpverleners is immens
Verdriet, wanhoop en schuldgevoel komen opzetten bij hulpverleners als hun cliënt een suïcidepoging doet. De vraag “Hoe had ik dit kunnen voorkomen?” blijft spoken. Ilana Buijssen interviewde hulpverleners hierover en deelt lessen. ‘Zie jezelf niet als redder.’
Verpleegkundige Lisa maakt regelmatig mee dat cliënten een suïcidepoging doen. Eén keer moest ze samen met een collega een vrouw reanimeren. De cliënt redde het, maar Lisa dacht ook: “Waarom red ik iemand die dood wil?” Lisa bleef hiermee worstelen: twee weken werkte ze helemaal niet, en ze voerde intensieve gesprekken met een maatschappelijk werker om alles weer op een rijtje te krijgen. Daarna bouwde ze haar werk langzaam op, maar een tijdlang bleef ze bang dat zoiets weer zou gebeuren. De cliënt was aanvankelijk boos op Lisa omdat ze haar had gered, maar knapte zienderogen op nadat ze andere medicatie had gekregen.
‘Impact op sociaal werkers immens’
Dit verhaal over Lisa komt uit het boek Pijn aan de zijlijn, waarin diverse hulpverleners vertellen over de emotionele impact van een suïcidepoging van cliënten. Masterstudent gezondheidszorgpsychologie Ilana Buijssen interviewde deze hulpverleners namens GGz Breburg. Het boek kwam er volgens GGz Breburg omdat de impact van suïcide immens is, ‘niet alleen op degene die het treft, maar zeker ook op betrokken hulpverleners. Het is van groot belang dat ook dit laatste perspectief belicht wordt.’
Gevoel te moeten verantwoorden
Jaarlijks plegen 1800 mensen in Nederland suïcide. Zo’n 40 procent van hen was in behandeling bij een GGZ-instelling; 60 procent dus niet. Hulpverleners, zowel in instellingen als in de wijk, hebben er regelmatig of soms mee te maken. ‘Te vaak hebben hulpverleners bij een evaluatie na een suïcide of ernstige poging daartoe, het gevoel zich te moeten verantwoorden en aan te tonen dat ze het protocol gevolgd hebben. Natuurlijk is kennis van richtlijnen en protocollen nuttig, maar het zijn wel mensen die ze uit moeten voeren. Mensen die zelf ook gevoelens kennen’, benadrukt GGz Breburg.
Rechtszaak in je hoofd
Hulpverleners kunnen zich na een suïcidepoging verdrietig, boos, machteloos, schuldig en angstig voelen, hoorde Buijssen. ‘Soms ook over langere tijd. Een psychiater beschreef het als een soort rechtszaak in je hoofd. Dan blijven hulpverleners zich maar afvragen of ze wat anders hadden kunnen doen om het te voorkomen. Of ze willen meer inzicht in hoe en waarom het is gebeurd. Dat slurpt energie.’ Terwijl het volgens Buijssen niet altijd binnen de macht van een hulpverlener ligt om een suïcidepoging te voorkomen. ‘Soms heeft iemand zich zo afgesloten van de wereld dat hij in een fuik zit waar hij moeilijk uitkomt.’
‘Verantwoordelijkheid niet overnemen van cliënt’
Hoe maak je de impact van een suïcidepoging van een cliënt voor jezelf in ieder geval draagbaar? Blijf jezelf zien als helper die naast iemand staat, niet als een redder die de verantwoordelijkheid van de cliënt moet overnemen, benadrukt Buijssen. ‘Onthoud: als jij handelt volgens de afgesproken protocollen en volgens de richtlijn Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag, is dat voldoende.’
Gesprek aangaan
In de richtlijn (en de daarop gebaseerde kennismodule over diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag) staat onder andere uitgelegd hoe je het gesprek over suïcide kunt aangaan. Doorgaans begin je met algemene vragen en van daaruit ga je steeds specifieker in op de suïcidale gedachten. Begin bijvoorbeeld met hoe het met de persoon gaat, of hij of zij het leven nog de moeite waard vindt en vraag dan gaandeweg of hij wel eens nadenkt over suïcide. ‘Wees niet bang concrete vragen te stellen, want zo kom je erachter of er gevaar dreigt.’
Dat vragen naar suïcide leidt tot meer suïcidepogingen is een hardnekkige fabel die met onderzoeken te ontkrachten is. Dat laat Derek de Beurs (Trimbos-instituut) zien in zijn boek Mythen over zelfmoord. Lees welke feiten over suïcide nog meer onmisbaar zijn voor sociaal werkers en welke fabels moeten worden opgehelderd.
Ruimte geven
Als hulpverlener kun je niet 24 uur per dag naast iemand staan en alles voor hem dichttimmeren om suïcide te voorkomen, benadrukt Buijssen. ‘Je verliest dan ook het contact met de ander. Je kunt een cliënt beter de ruimte geven, er voor hem zijn en blijven peilen wat hem bezighoudt. Soms zijn hulpverleners bang dat ze een cliënt ideeën aanpraten als ze over suïcide beginnen, maar dat is een misverstand.’
Huisarts inschakelen
Maar krijg je als hulpverlener het gevoel dat het echt niet pluis is, is actie natuurlijk nodig, zegt Buijssen. ‘Rapporteer, betrek in overleg met de persoon zijn familie erbij, ook omdat zij een belangrijke bron van informatie is, en schakel de huisarts in. Hij heeft korte lijnen naar de ggz en kan inschatten of de dreiging reëel is.’
Momentopnames
Als hulpverlener heb je een belangrijke signalerende functie, zegt Buijssen. Volgens haar is de wil om suïcide te plegen vaak heel ambivalent. ‘Vaak zijn het momentopnames. In een crisis laat je de cliënt natuurlijk niet alleen. Probeer hem dan uit zijn piekergedachten te halen. Maar laat je niet verleiden het voor jezelf te houden als hij je in vertrouwen neemt. Als je uitlegt waarom je aan de bel moet trekken, snappen mensen dat meestal wel.’
Taak organisatie
Van hun werkgever moeten sociaal werkers de ruimte krijgen een suïcidepoging van een cliënt op hun eigen manier te verwerken, benadrukt Buijssen. ‘De één wil rust en afstand en stelt zich soms zelfs de vraag of hij dit werk wil blijven doen. Een ander wil er een gesprek over met collega’s of schermt in het begin zijn emoties af, maar krijgt er misschien pas later last van. Belangrijk is de ervaring te bespreken als daar behoefte aan is. Een hulpverlener hoeft niet alles te kunnen trekken. Een suïcide kan voor hem soms zelfs traumatisch zijn.’
Spagaat
In gesprek met nabestaanden zitten hulpverleners vaak in een spagaat. Nemen ze hun professionele houding aan of laten ze hun emoties zien? Soms is de familie ook kwaad op de hulpverlening. Dat komt volgens Buijssen vaak vooral voort uit verdriet en onmacht. ‘Maar een aantal hulpverleners vertelden me dat het voor nabestaanden juist fijn kan zijn als je je verdriet en machteloosheid laat zien. Voor beide partijen kan zo’n gesprek dan heel troostend zijn.’
Karin van Lier
Dit artikel verscheen op 22 maart 2022 op zorgwelzijn.nl