Home > ARTIKEL > Ruim eenderde mbo-verpleegkundigen krijgt ongewenst seksuele aandacht
ARTIKELINTERVIEW

Ruim eenderde mbo-verpleegkundigen krijgt ongewenst seksuele aandacht

Hoewel zorg- en hulpverleners vaak te maken krijgen met ongewenste seksuele aandacht op de werkvloer, besteden organisaties daar te weinig aandacht aan. Ymke Kelders van Rutgers, expertisecentrum seksualiteit. ‘Protocollen en een vertrouwenspersoon zijn niet voldoende om professionals veilig en met plezier te kunnen laten werken.’

‘Door jou wil ik wel gewassen worden.’ ‘Wat komen je borsten mooi uit in dat truitje.’ Een hand die ‘per ongeluk’ haar billen vastgrijpen in plaats van haar heupen bij een transfer van rolstoel naar bed. Irene* maakt het af en toe mee in de thuiszorg. In de jeugdzorg krijgt Barbara* soms vragen over wanneer ze het voor het laatst deed en hoe ze het liefst genomen wil worden.

Mbo-verpleegkundigen

CBS en TNO meldden eind april dat 37 procent van de mbo-verpleegkundigenvan 15 tot 75 jaar last heeft van ongewenste seksuele aandacht van patiënten of externen. Het vaakst van alle beroepsgroepen. Zo’n kwart van alle gespecialiseerde verpleegkundigen en verzorgenden krijgt ermee te maken. En bij sociaal en maatschappelijk werkers gaat het om 17 respectievelijk ruim 12 procent.

Nieuwste enquête

De cijfers komen uit de nieuwste Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA), uitgevoerd in het laatste kwartaal van 2021 onder 50 duizend werknemers van 15 tot 75 jaar. Tel je alle werknemers bij elkaar op dan ervaart 6,1 procent ongewenst seksuele aandacht van patiënten, klanten, leerlingen of passagiers. Onder vrouwen is dit 11 procent. 3 procent heeft te maken heeft met collega’s of leidinggevenden die hen ongewenste seksuele aandacht geven. Bij mannen is dit respectievelijk 2 en 1 procent.

Schokkend

Ymke Kelders, expert Seksualiteit & Zorg bij Rutgers en gericht op de verhouding professional en patiënt, vindt de cijfers in de zorg en hulpverlening schokkend maar niet verrassend. ‘We weten het, maar het is ook erg dat ze zó hoog zijn.’ De kunst voor iedere professional is volgens haar te herkennen wanneer het om seksueel grensoverschrijdend gedrag gaat en wanneer er oprechte vragen over seks achter zitten. ‘Vaak lachen professionals het gedrag van cliënten en patiënten weg.’

Frustratie

Ongewenste seksuele aandacht van cliënten is nooit oké, zegt Kelders. Maar als professional is het belangrijk te bedenken waar dit gedrag uit voortkomt en of je er iets mee moet. Gaat het bij opmerkingen om frustraties en een behoefte aan seks, dan kun je gewoon duidelijk zeggen dat je daar niet van gediend bent. En als de cliënt bezig blijft, zeg je eventueel de zorg of hulp op. Kelders: ‘Zolang een persoon zelf in staat is om te stoppen, heb je als professional geen enkele verantwoordelijkheid.’

Ontremd gedrag

Maar gaat het bijvoorbeeld om ontremd gedrag veroorzaakt door medicijnen, dementie of heeft iemand een verstandelijke beperking waardoor hij niet weet hoe hij met seks moet omgaan maar wel behoefte heeft aan intimiteit, dan ligt dat anders. Kelders: ‘Plaats het gedrag dan in perspectief van de ziekte of beperking en leer daarmee omgaan.’

Een erectie tijdens het wassen kan gebeuren, zegt Kelders. ‘Signaleer het, voer er een gesprek over en regel eventueel dat er een seksverzorgende langskomt. Door te zorgen dat het geen taboeonderwerp wordt, voorkom je veel ongewenste seksueel gedrag.’

Afstand

Jongeren in de jeugdzorg proberen vaak met hun opmerkingen de jeugdwerker te ’testen’, maar wellicht zitten daar oprechte vragen achter over seks, zegt Kelders. ‘Ze vragen eigenlijk of het normaal is wat ze willen en voelen. Ze willen leren. Maak als professional duidelijk dat als ze het willen hebben over seks, dat kan maar dat er niet gesproken wordt over jou. Als professional houd je afstand. Tegelijkertijd ben je verantwoordelijk antwoord te geven op hun vragen.’ Dat doe je overigens alleen als je je daar comfortabel bij voelt, zegt Kelders. ‘Anders signaleer je het en vraag je eventueel een collega of die het gesprek wil aangaan.’

Onvoorbereid

Maar makkelijk praten zorg- en hulpverleners over het algemeen niet over ongewenste seksuele aandacht. De opleidingen besteden er amper aandacht aan. En als ze het al doen, is dit vaak afhankelijk van een individuele docent, zegt Kelders. ‘Hierdoor betreden zorg- en hulpverleners meestal onvoorbereid de werkvloer.’

Aanstellerig

Als ze dan iets meemaken op gebied van ongewenste seksuele aandacht op het werk en dit ter sprake brengen bij collega’s en leidinggevenden, halen die niet zelden hun schouders op of vragen ze of ze niet iets hadden kunnen doen om het te voorkomen. Hierdoor voelen de zorg- en hulpverleners die het betreft zich meestal schuldig en aanstellerig, merkt Kelders die het debat hierover ook volgt op de sociale media.

Verandering

‘Maar er is wel iets aan het veranderen. Van een stel-je-niet-aan sfeer, gaat het meer en meer over dat het niet oké is wat er gebeurt. Er wordt ook wel opgeroepen dat als jouw collega iets overkomt waar jij bij bent, jij ook de verantwoordelijkheid hebt daar iets over te zeggen. Of dat zorg- en hulporganisaties in gesprek moeten gaan met cliënten die ongewenste seksuele aandacht vertonen.’

Meer ruimte

Protocollen over seksueel grensoverschrijdend gedrag en het aanstellen van een vertrouwenspersoon binnen een organisatie zijn niet voldoende om te zorgen dat medewerkers veilig en met plezier kunnen blijven werken en kwalitatief goede zorg kunnen blijven leveren, zegt Kelders. Daarvoor is meer nodig.

Ze denkt onder andere aan het aanstellen van een aandachtfunctionaris seksualiteit. Ruimte voor gesprekken over seks en ongewenste seksuele aandacht. Het onderwerp als vast onderdeel laten terugkomen op teamoverleggen. Seksualiteit als een kopje opnemen in het behandelplan van cliënten zodat zorg- en hulpverleners daar kunnen opschrijven wat ze signaleren en wat er gebeurt. Iedere medewerker laten weten dat er zoiets bestaat als sekszorg. Scholing aanbieden zodat professionals verbanden leren leggen tussen wat er gebeurt op gebied van ongewenste seksuele aandacht, wat daarachter kan zitten, hoe ze kunnen signaleren en met ongewenste seksuele aandacht kunnen omgaan en hoe ze daarover het gesprek kunnen aangaan. Kelders: ‘Maar prent zorg- en hulpverleners vooral ook in dat het nooit hun schuld is als sprake is van ongewenste seksuele aandacht.’

*Barbara en Irene zijn gefingeerde namen.

Karin van Lier

Dit artikel verscheen op 13 mei 2022 op zorgwelzijn.nl