Home > ARTIKEL > Drang in jeugdzorg is juridisch schemergebied waar iedereen kwetsbaar is
ARTIKELINTERVIEW

Drang in jeugdzorg is juridisch schemergebied waar iedereen kwetsbaar is

Met het drangkader binnen het jeugdhulpverleningsstelsel kunnen hulpverleners ouders en kinderen onder druk zetten om mee te werken aan hulp die zij belangrijk vinden voor het kind. Maar hiervoor is geen wettelijk kader. Denise Verkroost promoveerde op dit onderwerp. ‘Bij drang is voor ouders en kinderen onduidelijk wat hun rechten zijn en voor hulpverleners wat de regels zijn. Dat maakt hen allen kwetsbaar.

 

De net getrouwde meneer en mevrouw Levelt (niet hun echte naam) verwachten een kindje en zijn bang dat ze het gezag over hun baby straks direct weer zullen kwijtraken. Het gezag van mevrouw Levelt over haar dochter uit een eerdere relatie is enkele jaren geleden al door de kinderrechter beëindigd. En er is een melding gedaan omdat in het ziekenhuis is gebleken dat mevrouw Levelt alcohol nuttigde tijdens haar huidige zwangerschap. Hulpverleners hebben zorgen om de moeder en haar ongeboren kind en willen daarom zicht houden in het kader van drang.

Er komt een zogenoemde beschermingstafel. Behalve meneer en mevrouw Levelt zijn hierbij ook een medewerker van een wijkteam, een vertrouwenspersoon, Veilig Thuis, een voorzitter vanuit de gemeente, de gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. Tijdens dit overleg vertelt meneer Levelt dat zijn situatie stabiel is en dat het goed met hen gaat.

De voorzitter van het overleg adviseert meneer en mevrouw mee te werken aan hulp. Deze hulp is niet vrijblijvend. Meneer vraagt naar het addertje onder het gras. De voorzitter reageert dat als zij niet meewerken, dit zal worden doorgegeven aan de Raad voor de Kinderbescherming met mogelijk nadelige gevolgen voor het echtpaar Levelt. Het onderzoek van de Raad kan namelijk leiden tot een verzoek een kinderbeschermingsmaatregel op te leggen.

Ongeregelde ruimte

Het jeugdhulpverleningsstelsel kent een vrijwillig kader en een gedwongen kader. Bij een vrijwillig kader accepteren ouders en kinderen vrijwillig hulp. Als kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en ouders niet willen meewerken aan vrijwillige hulp kan de kinderrechter een kinderbeschermingsmaatregel opleggen. Hij kan de kinderen dan onder toezicht stellen. Er is dan sprake van een gedwongen kader.

Het vrijwillig en het gedwongen kader zijn in de wet geregeld. Ouders en kinderen kunnen een onafhankelijke kinderrechter naar de zaak laten kijken. Bij een drangmaatregel ontbreekt deze mogelijkheid. Verkroost: ‘Het is een soort tussengebied, een ongeregelde ruimte tussen het vrijwillige en het gedwongen kader waar weinig zicht op is.’ Een kinderbeschermingsmaatregel en het drangkader lijken veel op elkaar. Alleen zijn bij een kinderbeschermingsmaatregel de kaders wat mag en niet mag duidelijk en wettelijk geregeld.

‘Wettelijke grondslag drangkader is nodig’

Juriste Denise Verkroost promoveerde vorige week aan de Universiteit Leiden op een onderzoek naar dit drangkader. Ze wilde duidelijk krijgen wat de grenzen van het vrijwillige en het gedwongen kader zijn en meer zicht krijgen op het drangkader. Verkroost: ‘Want vrijwillig, maar niet vrijblijvend meewerken zoals in de casus van meneer en mevrouw Levelt kán niet samengaan. Als ouders en kinderen niet vrijwillig willen meewerken en hulpverleners wel willen ingrijpen, dan moet daarvoor een wettelijke grondslag zijn.’

In de praktijk

Voor haar promotieonderzoek ‘Met zachte drang’ onderzocht Verkroost beschikbare bronnen over het drangkader, de rechtshistorie van de jeugdhulpverlening en jeugdbescherming in Nederland en het internationale mensen- en kinderrechtenkader. Ook ging ze na hoe de besluitvorming in het drangtraject er in de praktijk uitziet. Hiervoor zat ze bij negentien casusoverleggen in drie Nederlandse gemeenten. Ook interviewde ze medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis, gecertificeerde instellingen, wijkteams en voorzitters van beschermingstafels.

Weinig zicht op drang

Met dit verkennende kwalitatieve onderzoek wilde Verkroost vooral weten hoe drang wordt vormgegeven en toegepast. Welke factoren meespelen om drang in te zetten, hoe ouders en kinderen hierbij worden betrokken en hoe hun rechten worden gewaarborgd. Verkroost: ‘Het viel mij op dat er weinig zicht is op drang. Elke gemeente noemt deze maatregel anders, kadert het anders af en past het anders toe. Hierdoor is het bijvoorbeeld onmogelijk te achterhalen hoe vaak drang binnen de jeugdhulpverlening wordt ingezet.’

Honderden Groningse jeugdzorgprofessionals en de vakbond FNV boden de gemeente Groningen een petitie aan. Ze doen negen aanbevelingen om de jeugdzorg te verbeteren. ‘De regeltjes en de bureaucratie zijn voor veel mensen een reden om weg te gaan. Dat moet echt anders.’

Tuchtklacht

Overigens kent het jeugdhulpverlenings- en jeugdbeschermingsstelsel al meer dan honderd jaar, sinds de eerste wetgeving over kinderbescherming in 1905, een ongeregelde ruimte waar hulpverleners kunnen ingrijpen zonder dat daar een wettelijke basis voor is. Maar ondanks dat het een ongeregelde ruimte is, gelden er wel degelijk regels, zegt Verkroost. ‘Hulpverleners moeten zich houden aan hun beroepscode en aan eisen van het bestuursrecht. Dit brengt mee dat ouders ook bij het drangkader een tuchtklacht kunnen indienen bij de tuchtcolleges van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ). Met kans op een maatregel voor de hulpverlener als de klacht gegrond is.’

Afhankelijkheidsposities

Verkroost adviseert het gat tussen het vrijwillige en gedwongen kader bij wet te regelen zodat de posities van de ouder en het kind én de hulpverlener binnen het drangkader duidelijk zijn. Hulpverleners raadt ze aan zich bewust te zijn van hun sterke positie ten opzichte van ouders en kinderen. Als sociaal werker heb je immers meer kennis en kun je hulp opschalen. Verkroost: ‘De afhankelijkheidspositie van ouders en kinderen ten opzichte van hulpverleners zouden hulpverleners meer in evenwicht moeten brengen door ouders goed te informeren, steunfiguren toe te laten en ouders en kinderen te betrekken bij het nemen van besluiten. Neem bij een casusoverleg ruim de tijd en laat ouders en kinderen daarin hun verhaal doen en meedenken. Als je hen betrekt bij de besluitvorming, zullen ze de uitkomsten ook eerder accepteren.’

Onafhankelijke toets door de rechter

Weeg ook goed af of het nodig is om in te grijpen, zegt Verkroost. ‘Als je ouders onder druk zet om hulp te accepteren, is er geen sprake meer van vrijwilligheid. Hoewel een drangmaatregel zelf niet in het belang van het kind is, kan het soms wel in het belang van het kind zijn om in te grijpen. Dan is het belangrijk dat hiervoor een wettelijke grondslag bestaat en de mogelijkheid van een onafhankelijke toets door de rechter.’

 

Dit artikel verscheen op 4 november 2022 op zorgwelzijn.nl